zaterdag 27 juni 2009

Une tranche de vie

Soms lijkt het alsof de wereld één grote filmset is. Dat is het wellicht ook. Met hier en daar fragmenten die recht geïmporteerd kunnen worden in een overkoepelend verhaal. Niet noodzakelijk moet dat in Man Bijt Hond.

Zo reed ik vrijdag met de trein terug naar huis. Een wat ouder, Waals koppel met hond Coulou ("les autres l'appellent Gizmo") neemt plaats naast mij en een andere man. Ze vertellen wat ze doen in het leven, waar ze naartoe gaan. De hond heeft dorst. De man ook ("Quand le chien boit, moi je bois aussi"). Hij neemt een fles porto en zet die aan zijn lippen. Hij biedt mij de fles ook aan (ik bedank) en wanneer de andere man ligt te slapen, doet hij alsof hij de fles op zijn mond zou zetten. De hond krijgt geen porto trouwens. Die krijgt bruiswater. De hond bedankt.

"Qui n'aime pas des animaux, il n'aime pas des gens"
De conductrice passeert. Het koppel moet bijbetalen voor de hond, een klein geval van minder dan 5 kg. Twee euro voor een hond die niet in een zak zit. Ze betalen, maar de hele treinrit blijft de man over die 2 euro zeuren. Hij 'kende iemand'. Het zou wel een staartje krijgen!

De gebroeders Dardenne
De andere aanhoorder verwoordt het achteraf treffend. "Ik voelde me precies als in een film van de gebroeders Dardenne". We verlaten het station allebei met een overweldigende glimlach.

dinsdag 23 juni 2009

Kladversie 'Alleen vanavond'

Mogelijk begin voor het stuk 'Alleen vanavond'


A: Volle maan. Geen sterren deze nacht. Ook geen wolken. Alleen maar een volle maan.
B: 't Kan ook geweest zijn dat ze al een beetje laatste kwartier was. Een stukje D al. Van laatste kwartier. Dernier.
A: Maar dat maakt niet uit. 't Ging ook gewoon over de volgende dag. 't Was een beetje sfeerschepping.
B: Met een volle maan? Goed bezig. (Meer cliché kon niet zeker?)
A: Hou nu toch eens efkes uw kop.
Ik sta aan de voordeur. De volgende ochtend. Mijn commissies gedaan en ik zoek m'n sleutel.
B: Net op dat moment kom ik 'C' tegen. De man van 'A'. Hij zegt 'hallo' en vraagt hoe het gaat.
C: Ze antwoordt goed. Ze vraagt niet hoe het omgekeerd is.
B: Hij had net mijn auto perte totale gereden. Ik vraag of hij papieren wil invullen.
A: Ik vind ze. Tussen een hele hoop papieren in mijn handtas. Ik doe de deur open. De gang is leeg en ruikt naar versgewassen. En verse soep. Hij heeft gisteren gekookt.
C: ik had de soepkom laten vallen in de gang. Ik heb alles opgekuist, zo goed als het ging. Maar op het schilderij zie je - als je goed kijkt - nog wat selder.
A: Maar slechts een klein beetje. 't Is toch geen knap schilderij. Een oud, ooit nog getekend door hem. En ingeschilderd. Ook door hem. Een andere hem dan hem nu.
B: Hij zoekt naar zijn papieren. Tussen de sleutelbossen van zijn appartement - zo leer ik - zijn huis, de garage aan de andere kant van de stad, om dicht bij het werk te parkeren. En van zijn auto. Een Bentley.
C: Ik vind m'n papieren.
B: We vullen ze in.
A: Ik gaf hem nog een stylo. Als cadeautje voor zijn verjaardag. Een mooie.

(to be continued)